Begrijp jouw CO₂-uitstoot beter

Klimaatactie gaat ons allemaal aan. Hierover bestaat consensus in zowel de wetenschappelijke gemeenschap als de rest van de wereld. Bedrijven spelen een grote rol in het aanpakken van klimaatverandering. Steeds meer bedrijven, ongeacht hun grootte of sector, worden zich bewuster van deze verantwoordelijkheid. Ze erkennen de noodzaak om te verduurzamen, hun CO2-uitstoot te verminderen en bij te dragen aan de overgang naar een Net Zero-economie. Dit betekent dat bedrijven zowel op korte als lange termijn plannen moeten maken en concrete stappen moeten nemen. 

De basis voor een klimaatstrategie van een bedrijf is de berekening van de CO2-uitstoot en een nauwkeurig inzicht in de verschillende emissiebronnen. Dit kan een uitdaging vormen voor bedrijven van elk formaat, maar het is een cruciale stap in het bepalen en behalen van reductiedoelstellingen om hun impact op het klimaat te beperken. 

Deze gids legt uit hoe je de belangrijkste emissiebronnen van een bedrijf kunt identificeren, correct kunt afbakenen en ze kunt verdelen in scope 1-, scope 2- en scope 3-emissies.

De internationale gemeenschap erkent al lang de noodzaak om uitstoot te verminderen om verdere opwarming van de aarde te voorkomen. Met het Kyoto-protocol in 1997 kwamen landen voor het eerst in de geschiedenis bindende doelen en maatregelen overeen om klimaatverandering tegen te gaan. Deze overeenkomst vormde de basis voor het Greenhouse Gas (GHG) Protocol.

Wat is het GHG-protocol?

Het GHG-protocol werd voor het eerst gepubliceerd in 1998 en biedt een kader voor het meten en beheren van de uitstoot van broeikasgassen door activiteiten in de private en publieke sector.

Het GHG-protocol is tot stand gekomen door een samenwerkingsverband tussen het World Resources Institute en de World Business Council for Sustainable Development. Het GHG-protocol heeft boekhoudnormen, tools en trainingen gecreëerd om bedrijven te helpen bij het meten en beheren van emissies. Bovendien biedt het richtlijnen en vereisten voor bedrijven, zodat ze een emissieinventarisatie kunnen maken die ook de berekening van hun CO2-voetafdruk of Corporate Carbon Footprint (CCF) omvat.

Een CCF beschrijft de totale hoeveelheid broeikasgasemissies (inclusief CO2-emissies) die – direct of indirect - door de activiteiten van een bedrijf worden gegenereerd. Maar waarom is het zo belangrijk om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen?

Hoe beïnvloeden broeikasgassen het klimaat?

To understand the necessity of reducing GHG emissions, it is important to demonstrate their impact on climate change.

1,5 °C

Broeikasgassen verwijzen naar de verschillende soorten gassen die warmte vasthouden in de atmosfeer. Door de energie van de zon te absorberen en de snelheid te vertragen waarmee deze energie naar de ruimte ontsnapt, werken broeikasgassen als een deken die de aarde isoleert. Dit effect wordt het broeikaseffect genoemd.

Het broeikaseffect is een natuurlijk fenomeen; zonder dit effect zou er geen leven op aarde zijn. Het houdt warmte vast in de atmosfeer en voorkomt dat de planeet bevriest. Maar door de jaren heen heeft de mens de balans van het broeikaseffect verstoord.

Volgens het zesde IPCC-rapport hebben menselijke activiteiten, zoals het verbranden van fossiele brandstoffen en het kappen van bossen, de planeet opgewarmd met een snelheid die ongekend is in ten minste de laatste 2000 jaar. De industrialisatie heeft enorme hoeveelheden broeikasgassen toegevoegd aan de van nature in de atmosfeer aanwezige gassen, wat heeft geleid tot meer opwarming van de aarde en klimaatverandering. Om deze reden legt het Parijsakkoord een wereldwijde verantwoordelijkheid op om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen en de wereldwijde temperatuurstijging tegen 2050 te beperken tot 1,5 °C boven het pre-industriële niveau.

Broeikasgassen hebben twee belangrijke kenmerken: hun vermogen om energie te absorberen, bekend als stralingsefficiëntie, en hun levensduur, wat betekent hoelang ze in de atmosfeer blijven hangen. Deze factoren vormen samen het Global Warming Potential (GWP), in het Nederlands ook wel aardopwarmingsvermogen, en wordt gebruikt om de stralingseffecten van de verschillende broeikasgassen te vergelijken.

Het Global Warming Potential van verschillende broeikasgassen

Elk broeikasgas heeft een andere impact op de opwarming van de aarde, omdat sommige gassen langer in de atmosfeer blijven dan andere. GWP beschrijft de mate waarin verschillende broeikasgassen de atmosfeer opwarmen over een bepaalde periode. Koolstofdioxide (CO2) heeft een GWP van 1, dus andere broeikasgassen worden uitgedrukt ten opzichte van de impact van CO2.

GWP werd ontwikkeld om de impact van verschillende gassen op de opwarming van de aarde te kunnen vergelijken. Hoe hoger het GWP, hoe meer een bepaald gas de aarde opwarmt in vergelijking met CO2 in die periode.

Ter voorbeeld, methaan (CH4) blijft ongeveer 12 jaar in de atmosfeer en lachgas (N2O) ongeveer 109 jaar, terwijl CO2 enkele duizenden jaren in de atmosfeer blijft. Maar hoewel CO2 veel langer in de atmosfeer blijft, is gemeten over 100 jaar CH4 27,9 keer krachtiger dan CO2 in het veroorzaken van opwarming van de aarde en N2O 273 keer krachtiger.

Global warming potential

Afhankelijk van de activiteiten van een bedrijf of de value chain kunnen verschillende broeikasgassen vrijkomen. Deze worden gemeten in tonnen CO2-equivalenten (CO2e).

Door hun CO₂-voetafdruk te berekenen, kunnen bedrijven hun impact op klimaatverandering analyseren en gerichte maatregelen nemen om hun uitstoot te verminderen.

Hoe onderscheid je Scope 1, 2 en 3 emissies van elkaar?

De GHG Protocol Corporate Standard categoriseert broeikasgasemissies die verband houden met de CCF van een bedrijf als scope 1-, scope 2- en scope 3-emissies. Deze categorisering is overigens niet van toepassing op de Product Carbon Footprint (PCF), die de totale hoeveelheid emissies beschrijft van een product of dienst gedurende alle fases van zijn levenscyclus. 

Het begrip scopes komt uit het projectmanagement en verwijst naar alle processen en middelen die nodig zijn om een project te voltooien. Volgens het GHG-protocol is het belangrijkste idee achter deze categorisering om directe en indirecte emissiebronnen te helpen afbakenen en er tegelijkertijd voor te zorgen dat meerdere bedrijven geen emissies binnen dezelfde scope boeken.

Scope 1 – directe emissies

Scope 1-emissies omvatten directe emissies van bronnen die eigendom zijn of beheerd worden door het rapporterende bedrijf. Dit omvat energie op locatie, zoals aardgas en brandstof, koelmiddelen en emissies van verbranding in boilers en ovens in eigendom of beheer, evenals emissies van voertuigen in het wagenpark (bijv. auto‘s, vrachtwagens, helikopters voor ziekenhuizen).

Scope 1-emissies omvatten ook procesemissies die vrijkomen tijdens industriële processen en productie op locatie (bijv. fabrieksdampen, chemicaliën). 

Naast directe emissies die onder scope 1 vallen, zijn er ook indirecte emissies. Het GHG-protocol definieert indirecte emissies als “een gevolg van de activiteiten van het rapporterende bedrijf, maar die plaatsvinden bij bronnen die eigendom zijn van of gecontroleerd worden door een ander bedrijf”. Hieronder vallen scope 2- en scope 3-emissies.

strommasten


Scope 2 – indirecte emissies

Scope 2-emissies omvatten indirecte emissies van ingekochte of verkregen energie, zoals elektriciteit, stoom, warmte of koeling, die off-site wordt gegenereerd en door het rapporterende bedrijf wordt verbruikt. Elektriciteit die van een energiemaatschappij is gekocht bijvoorbeeld. Dit wordt op een andere locatie opgewekt, dus deze emissies worden als indirect beschouwd. 

Echter, als het rapporterende bedrijf zijn eigen energie ter plaatse opwekt uit bronnen die het in eigendom heeft of beheert, worden de emissies die gepaard gaan met de energieopwekking geclassificeerd als directe scope 1-emissies.

Hetzelfde geldt voor bedrijven zoals energiemaatschappijen of -leveranciers die hun eigen energieopwekkingsinstallaties hebben en al hun stroom aan het lokale elektriciteitsnet verkopen. De broeikasgasemissies van deze productiefaciliteiten worden gerapporteerd als scope 1-emissies. 

Samengevat omvat scope 2 indirecte emissies die verband houden met enkel de opwekking van ingekochte of verkregen energie. Andere upstream-emissies die verband houden met de productie en verwerking van upstream-brandstoffen, of de overdracht en distributie van energie binnen een netwerk, vallen in scope 3.

Scope 3 – indirecte emissies in de value chain

Scope 3 omvat alle indirecte emissies die optreden in de value chain van een rapporterend bedrijf. Om een duidelijk onderscheid te maken tussen de categorieën scope 2 en scope 3 omschrijft het US Environmental Protection Agency (EPA) scope 3 emissies als “het resultaat van activiteiten van activa die geen eigendom zijn van of beheerd worden door de rapporterende organisatie, maar die de organisatie indirect beïnvloedt in haar value chain”. Ook al heeft het rapporterende bedrijf geen controle over deze emissies, toch kunnen ze het grootste deel van de inventaris van broeikasgasemissies uitmaken.

Op basis van de financiële transacties van het rapporterende bedrijf verdeelt het GHG-protocol scope 3-emissies in upstream- en downstream-emissies en deelt deze in 15 categorieën in.

Upstream-emissies

Upstream-emissies zijn de indirecte emissies binnen een value chain van een bedrijf gerelateerd aan ingekochte goederen (materiële producten) en diensten (immateriële producten) en gegenereerd van ‘cradle to gate’:

  1. Ingekochte goederen en diensten 
  2. Kapitaalgoederen 
  3. Brandstof- en energiegerelateerde activiteiten 
  4. Upstream transport en distributie 
  5. Bedrijfsafval 
  6. Zakenreizen 
  7. Woon- werkverkeer 
  8. Gehuurde of geleasde objecten

Downstream-emissies

Downstream-emissies zijn de indirecte emissies binnen de value chain van een bedrijf, gerelateerd aan verkochte goederen en diensten, die worden uitgestoten nadat deze het eigendom of de controle van het bedrijf hebben verlaten:

  1. Downstream transport en distributie
  2. Verwerking van verkochte producten
  3. Gebruik van verkochte producten
  4. End-of-life behandeling van verkochte producten
  5. Verhuurde of uitgeleasde objecten
  6. Franchises
  7. Investeringen
GHG Scopes

Scope 1-, 2- en 3-emissies conform het GHG Protocol.

Niet elke scope 3 emissiecategorie is relevant voor elk bedrijf, maar ze kennen en begrijpen is nuttig voor het opstellen en uitwerken van effectieve reductiestrategieën.

Wat het GHG-protocol van bedrijven verwacht

Het GHG-protocol schrijft voor dat bedrijven alle scope 1- en scope 2-emissies in kaart brengen en rapporteren. Het in kaart brengen van scope 3 emissies is echter ook onderdeel van een effectieve klimaatstrategie. Het identificeren en nauwkeurig berekenen van emissies kan een grote uitdaging zijn, met name als deze plaatsvinden in de value chain en dus buiten de directe controle van een bedrijf vallen. Het is vaak een complexe taak vanwege de vele betrokken partijen en processen.

ClimatePartner ondersteunt je bij het berekenen van de CO2-voetafdruk, het opstellen van reductiedoelstellingen en het verminderen van jouw scope 1, 2 en 3 emissies. Ervaren klimaatactie-experts staan klaar om je te adviseren. Daarnaast biedt ClimatePartner een ClimatePartner Network Platform aan, om gegevens van je leveranciers te verzamelen en te analyseren. Onze oplossing ClimatePartner gecertificeerd biedt een nieuwe standaard in klimaatactie, inclusief verplichte emissiereductie en transparante communicatie over de betrokkenheid bij klimaatactie van jouw organisatie.

Bekijk onze diensten voor meer informatie over hoe je jouw klimaatreis kunt beginnen.
 

Video: Scope 1, 2, and 3 uitgelegd

Het begrijpen van de verschillende soorten emissies, geclassificeerd als scope 1, scope 2 en scope 3, is een cruciale stap in het bereiken van jouw klimaatdoelstellingen. 

Deze video leidt je door de basisprincipes van scopes 1, 2 en 3.

Zet de eerste stap om jouw klimaatreis te beginnen.

Neem contact op

Download het e-book

 
 
Scope 1, 2, 3